zondag 23 september 2007

Hulporganisaties tegen inzet van militairen als hulpverleners

Artsen Zonder Grenzen en Healthnet willen dat militairen in Afghanistan en andere crisisgebieden niet meer werken als hulpverlener.

Militairen brengen in Irak en Afghanistan zelfs hulpverleners in levensgevaar, stelt Arjan Hehenkamp van de hulporganisatie Artsen zonder Grenzen.

Doordat Nederlandse, maar ook Amerikaanse en Britse militairen, zich steeds meer bezighouden met wederopbouw en medische zorg, ziet de bevolking het verschil niet meer tussen hulpverleners en militairen.

Daardoor worden ook professionele hulpverleners het doelwit van aanvallen, zeiden de hulporganisaties zaterdagavond in het Nederlandse actualiteitenprogramma NOVA.

“We zien steeds vaker dat militairen voor doktertje spelen. De ene dag trekken ze een witte jas aan, komen ze met een witte auto aan, en verlenen ze medische zorg. En de volgende dag stappen ze in hun groene uniform in hun groene auto en gaan ze op vechtmissie. En dat willen wij niet,” aldus Hehenkamp.

AzG wil dat de militairen weer gaan doen waar ze eigenlijk voor zijn: “Wij vinden dat militairen zich vooral bezig moeten houden met het creĆ«ren van veilige omstandigheden voor de bevolking en voor ons zodat wij ons werk kunnen doen. En ze moeten niet de indruk wekken dat zij ook net zoals wij een humanitaire organisatie zijn.”

Maar in Afghanistan willen de Taliban de militairen niet, en de Taliban wil ook de hulpverleners niet, want als ze de kans krijgen dan gijzelen ze hulpverleners.

Waar militairen zijn, moeten hulpverleners vanwege de gevaarlijke situatie vaak vertrekken. Ook HealthNet TPO, een organisatie die de gezondheidszorg in crisisgebieden probeert op te bouwen, ondervindt dat probleem. Directeur Willem van de Put heeft weinig vertrouwen in het werk van de militairen.

Van de Put kent geen voorbeeld van een militaire interventie die zich gewoon aan de richtlijnen van public health houdt. Dat er dus gewoon inentingsprogramma’s plaatsvinden, en dat er algemene ziektebestrijding is.

Hij zegt dat in Afghanistan malaria een enorm groot probleem is, daar doen ze enorm grote programma’s over. Maar ze kunnen niet meer die gebieden bereiken waar nu dus militaire reconstructieteams bezig zijn.

Doordat militairen ook steeds meer humanitair werk doen, vreest Artsen zonder Grenzen dat ook bij toekomstige missies artsen en verpleegkundigen het slachtoffer worden van geweld.

Voor AzG is het nu te gevaarlijk om haar werk te verrichten in landen als Afghanistan en Irak. Het is maar de vraag of de lokale bevolking nu de hulp krijgt die ze echt nodig heeft.

Van de Put zegt in de reportage: “Wederopbouw is niet het oplappen van wat kapot geschoten materiaal, wederopbouw is met mensen samen plannen maken en uitwerken, jarenlang hoe je een sociale structuur weer functionerend maakt. En dat doe je niet met militairen, dat kan niet.”


Maar een probleem is dat het werk van hulporganisaties tijdens het Taliban-regime door de Taliban al onmogelijk werd gemaakt. In Kabul werd een medewerker van de VN doodgeschoten, in Kandahar werd het kantoor van de VN geplunderd. Hulporganisaties trokken zich daarom terug uit Afghanistan.

Aan het eind betekende dat, dat er vrijwel geen hulpverleners meer in het land actief waren.

Het is de bedoeling van de Nederlandse eenheden in Uruzgan dat de NGO’s de hulpverleningstaken overnemen.